vrijdag 30 september 2016

1 oktober 2016 La Houppe D'hoppe Brakelbos deel 2



De Vuursalamander













Wat een prachtige verrassing! Het is absoluut niet evident om deze nachtactieve en zeldzame soort te zien te krijgen. Wat mij betreft is dit hét pareltje van onze Vlaamse Ardennen... Ik zou er uren over kunnen vertellen. Enkele wetenswaardigheden:
- De eerste paar jaar na de metamorfose kan de tekening nog wat veranderen maar daarna blijft deze steeds hetzelfde, hierdoor zijn de salamanders individueel te herkennen.
- De gemiddelde lengte van een Midden-Europese vuursalamander van de kop tot het puntje van de staart is zo'n 14 tot 17 centimeter, maar sommige exemplaren kunnen een totale lichaamslengte van wel 23 cm bereiken.
- De microhabitat bestaat uit de strooisellaag van bladeren, stukken schors, boomwortel en andere vochtige plaatsen als verlaten muizenholen, onder stenen, in en onder omgevallen boomstronken, in oude waterputten en in vochtige rotsspleten. Vuursalamanders graven zelf geen holen.
- In het volwassen levensstadium mag de vuursalamander als strikt solitair levend worden aangemerkt. Over territoriaal gedrag bij adulte individuen is weinig bekend. Alleen in de winter tijdens de winterslaap kunnen groepjes vuursalamanders in dezelfde schuilplaats worden aangetroffen.
- De vuursalamander is in tegenstelling tot vrijwel alle andere salamanders een zeer slechte zwemmer die nooit het water betreedt, behalve om de larven af te zetten. Zelfs hierbij gaat de salamander niet het water in maar steekt slechts de staart en cloaca onder water. Er zijn zelfs gevallen bekend van vrouwtjes die verdronken zijn nadat ze tijdens het baren in het water terechtkwamen.
- Vuursalamanders zijn uitgesproken nachtdieren en zoeken actief naar voedsel. Ze kruipen over de vochtige humuslaag van bosbodems op zoek naar prooien. 's Nachts wordt voornamelijk de reukzin gebruikt om prooien op te sporen. Overdag verstopt de salamander zich in holen of onder objecten. Alleen bij regen, vooral na een droge periode, worden de dieren ook overdag wel gezien en het zijn dan echte zichtjagers.
- Opmerkelijk is dat de salamander erg honkvast is en steeds terugkeert naar dezelfde overwinteringsplaats en uit onderzoek blijkt dat een schuilplaats 20 jaar lang werd bezocht door dezelfde salamanders. Hieruit blijkt dat de dieren een vorm van oriëntatievermogen moeten hebben om het landschap te leren kennen en zo terug te gaan naar de schuilplaats.
- De vuursalamander is eierlevendbarend; dit betekent dat het embryonale stadium (het ei) zich volledig in het moederdier voltrekt evenals een deel van het larvestadium. De draagtijd is relatief lang en kan oplopen tot 8 maanden.
- Wanneer de jongen na twee tot drie maanden de kieuwen verliezen, verlaten zij voorgoed het water. Soms overwinteren de larven om pas het volgende jaar te metamorfoseren.
- Het voedsel van een volwassen vuursalamander verschilt van dat van een jonger exemplaar en bestaat uit kleine tot middelgrote ongewervelden. Voornamelijk landbewonende slakken worden gegeten en dan vooral naaktslakken behorend tot het geslacht Arion zoals de gewone wegslak. Er is beschreven dat de salamander de slakken bij hun favoriete voedsel (paddenstoelen) opwacht en verslindt. Daarnaast hebben regenwormen een grote voorkeur. Prooien worden altijd in één keer verslonden.
- Jongere exemplaren zijn nog niet zo giftig en worden met name gegeten door loopkevers (Carabidae) - vooral de paarse loopkever en de gekorrelde veldloopkever. Deze loopkevers vreten de salamanderlarven op vanaf de buik, waarna uiteindelijk alleen delen van de kop, staart en rug overblijven.
- Vanaf 2008 werden steeds vaker dode vuursalamanders gevonden waar tot voor kort geen duidelijke verklaring voor was. In 2010 werd een sterke achteruitgang gemeten met nog slechts 4% van de populatie in leven in 2013. De oorzaak hiervan bleek een, voor de wetenschap nieuwe, schimmel te zijn; Batrachochytrium salamandrivorans. Verantwoordelijk voor het uitsterven van ten minste 200 soorten amfibieën wereldwijd. Op grond van recent internationaal onderzoek wordt ervan uitgegaan dat de gevreesde schimmel afkomstig is uit Azië en dat hij via de dierenhandel naar Europa is gekomen.


Holle weg


Struikheide

Een onlangs ontvangen berichtje van een natuurvriendcollega:
HOT NEWS - Roodbont heideuiltje (Anarta myrtilli ) rups op een heiderelict in de Vlaamse Ardennen. Een paar weken geleden vonden we het image beestje ergens in de streek. Het doet bijzonder veel deugd de rups van deze zeldzame nachtvlinder te vinden op een andere plaats pakweg 15 km van elkaar gelegen. We vonden er zelfs 2 exemplaren !!













Groot hoefblad met mineerders
 Hoefbladpalpmot - Scrobipalpula tussilaginis




















Zomereik


Chapelle La Caplette
















1 oktober 2016 La Houppe D'hoppe Brakelbos deel 1

Teunisbloem





















De eerste planten arriveerden vanuit Virginia in 1614 in Padua bij de Orto botanico di Padova. Ze werden door de Engelse botanicus John Goodyer in 1621 beschreven. Ze zijn nu in een groot deel van Europa aanwezig.

De plant kwam waarschijnlijk begin 1700 in Europa en werd in 1749 door de Zweedse botanicus Peter Kalm herontdekt.

Vandaag is de Teunisbloem overal in Europa aan straatranden, spoorbanen en op voedselarme gronden te vinden.


Grote klit





















De grote klit onderscheidt zich van de gewone klit doordat de bladsteel van de rozetbladen bij de grote klit gevuld en bij de gewone klit aan de voet hol is. De plant bloeit van juni tot eind augustus, De hoofdjes van de grote klit zijn 3-4,5 cm breed. De hoofdjes zijn tuilvormig gerangschikt en vrij kort- tot langgesteeld. De vruchten zijn nootjes. De plant kan 0,4-2 m hoog worden en vormt een penwortel.

De penwortel van jonge planten kan gegeten worden. In Europa wordt de plant bijna niet meer gegeten, maar in Azië is het nog een populaire groente. Een Japanse cultivar is bijvoorbeeld 'Takinogawa Long'.

Jonge bloemstengels kunnen in het late voorjaar voordat de bloemen verschijnen ook gegeten worden. De smaak lijkt wat op die van artisjok.


Hangende zegge





















De hangende zegge (Carex pendula) is een vaste plant uit de cypergrassenfamilie (Cyperaceae). De plant staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als zeer zeldzaam, in de Vlaamse Ardennen vind je ze echter frequent. De plant wordt ook als sierplant toegepast.

De plant wordt 50-150 cm hoog en heeft korte, ondergronds wortelstokken (rizomen). De driekantige stengel is in het midden 2-3 mm breed. De donkergroene, leerachtige bladeren zijn 1-1,5 cm breed.

Hangende zegge bloeit van mei tot juli met groen-bruine aren. De vrouwelijke aren zijn ongeveer 5 mm dik en hebben een ruwe steel. Het urntje is een soort schutblaadje dat geheel om de vrucht zit. De urntjes zijn 3-3,5 mm lang, hebben twee duidelijke nerven en een lange vruchtsnavel. Op het urntje zit een mierenbroodje. De plant heeft één mannelijke bloeiwijze. De vrucht is een nootje.

De plant komt voor op natte grond langs bronnen en beekjes in loofbossen en groeit het beste in halfschaduw.



Paarse loopkever





















De paarse loopkever, ook wel violette loopkever of paarse schallebijter (Carabus violaceus) is een kever uit de familie loopkevers (Carabidae) en het geslacht schallebijters (Carabus). De soort wordt gerekend tot het ondergeslacht Megodontus. Het is zoals alle loopkevers een echt roofdier.

Hoewel er wel eens regenwormen worden gegeten, leeft deze soort voornamelijk van slakken en van aan wortels vretende insectenlarven, waardoor deze kever bij tuinders een goede reputatie geniet. De larve leidt een verscholen bestaan net onder de grond tussen bladeren of onder stenen. Na tien maanden verpopt de larve, en als de kever uit de pop komt aan het begin van de herfst begint deze gelijk aan de winterslaap om pas in de lente actief te worden.


Boshavikskruid





















Boshavikskruid (Hieracium sabaudum) is een vaste plant, die behoort tot de composietenfamilie (Compositae oftewel Asteraceae). Het is een plant van vochtige, matig voedselrijke grond; te vinden in houtwallen, lichte loofbossen, in de bermen in de schaduw en aan slootkanten.

De plant wordt 30-120 cm hoog. Voor de bloei heeft hij onderaan een wortelrozet, dat tijdens de bloei verdwijnt. In het midden van de stengel zitten de getande bladeren zeer dicht bij elkaar. De voet van het blad is het breedst.

Boshavikskruid bloeit van augustus tot oktober met gele bloemhoofdjes. De omwindselblaadjes zijn stomp en hebben vaak veel lange klierharen. Op de bodem van het hoofdje zit om de putjes een rij tanden, waarvan er enkele een haar vormen.

De vrucht is een nootje met vruchtpluis.


Adelaarsvaren





















De adelaarsvaren is een forse plant die zich vooral vermeerdert door middel van een dikke, zwarte en kruipende wortelstok. De bladen van de adelaarsvaren staan alleen en zijn vertakt, dubbelgeveerd, soms zelfs drievoudig geveerd.

Als men de bladsteel aan de voet schuin doorsnijdt, ziet men een figuur dat op twee adelaars lijkt. Hieraan dankt de soort zijn naam. Die figuur ontstaat overigens door de ligging van de vaatbundels.

De bladveren kunnen wel een meter hoog worden. Er zijn zelfs exemplaren bekend met bladveren van 3 m.

De sporenhoopjes (sori) zitten langs de bladrand en zijn door de omgeslagen rand bedekt. De sporen zijn rijp in juli of augustus.

De bladen van de adelaarsvaren zijn het meest toxische deel van de plant. De toxiciteit berust op verschillende factoren. Zo bevat de plant thiaminase, een enzym, dat vitamine B1 afbreekt. Het gevolg is een vitamine B1 deficiëntie. Verder bevat de plant sesquiterpenen die bij het rund en schaap een aplastische anemie kunnen veroorzaken. Bij runderen wordt verder nog een gestoorde bloedstolling vastgesteld. Een verdere factor is een carcinogene factor, die in de urineblaas en het maag-darmkanaal tumoren laat ontstaan.

Desondanks worden speciaal behandelde en ingelegde, jonge spruiten in Korea en Japan als groente bij rijst gegeten.


Ijzerzandsteen





















Getuigenheuvels vinden hun oorsprong in het Laat-Mioceen (5-7 miljoen jaar geleden). Tijdens deze periode steeg de zeespiegel en kwam heel Vlaanderen onder water te liggen. De zanden die in deze periode zijn afgezet worden de zanden van Diest genoemd (Diestiaan-zanden). Het bijzondere aan dit zand is dat het sterk glauconiethoudend is. Glauconiet bevat relatief veel ijzer. Toen de zee zich na het Mioceen definitief terugtrok naar het noorden, werden de afgezette zanden blootgesteld aan verwering. Het glauconiet oxideerde tot limoniet en de "roest" die aldus ontstond deed het zand tot ijzerzandsteen aaneenkitten. De ijzerzandstenen boden veel meer weerstand aan de latere erosie. Daardoor ontstond een typisch heuvellandschap. Op plaatsen zonder ijzerzandsteen werden die zachtere lagen immers weggespoeld. Deze heuvels zijn nu nog steeds in het landschap te zien. Deze getuigen van de Diestiaanzee worden getuigenheuvels genoemd.


Kampke bouwen... J


Gewone hennepnetel





















Bij een Zwitsers onderzoek bleek dat de plant voor gaasvliegen een van de vier populaire planten is om eitjes op te leggen.

Zoals de meeste soorten uit de lipbloemenfamilie is ook de hennepnetel een goede nectarproducent. Door de lange bloemvorm trekt de plant hoofdzakelijk langtongige hommels. Het is de favoriete plant van de akkerhommel (Bombus pascuorum).

De plant fungeert als waardplant voor de hennepnetelspanner (Perizoma alchemillata), het snuitkevertje Ceutorhynchus angulosus, het hennepnetelgoudhaantje (Chrysolina fastuosa, de chrysantenvlieg (Chromatomyia syngenesiae) en de gele aalbessenluis (Cryptomyzus galeopsidis).

De glanskop en de matkop (vogels) leggen van de vruchten voorraden aan. De plant geldt als stikstofindicator, omdat hij bij voorkeur op voedselrijke plaatsen groeit.



Konijntje?














Hulst





















De hulst komt voor in beuken- en eikenbossen: de boom verdraagt een zure grond. De langzaam groeiende boom kan tot 10 m hoog worden en wordt gemiddeld 100 jaar oud. De leerachtige bladeren van de hulst zijn getand en voorzien van stekels. De plant heeft rode bessen. De hulst is een tweehuizige plant; de mannelijke en de vrouwelijke bloem komen op verschillende planten voor. De bloeitijd loopt van mei tot in juni.

De hulst wordt door insecten bestoven. Voor mensen zijn de bessen giftig, maar voor vogels niet. De larven van de bladmineerder Phytomyza ilicis voeden zich in en met de bladeren van de hulst. De bladluis Aphis ilicis voedt zich eveneens met de bladeren van deze plant.


Reeën en Damherten




















Beukengal





















Een gal is een abnormale groei, meestal op een plant, die wordt geproduceerd door de gastheer (meestal een plant) die reageert op de aanwezigheid van de galmaker. De galmaker gebruikt de gal als schuilplaats, als voedselbron en vaak ook voor de voortplanting. De cellen vergroten en vermeerderen zich plaatselijk buitengewoon.

De gal-veroorzakende organismen komen voort uit vele verschillende groepen uit het planten- en dierenrijk. De meest bekende zijn de wespen (Hymenoptera), maar er zijn ook muggen, vliegen (Diptera), vlinders (Lepidoptera), mijten (Acarina), luizen (Homoptera), vlooien, kevers (Coleoptera), aaltjes, schimmels, virussen, bacteriën, etc.

Bij ons komt de beukengalmug algemeen voor op beuken in lanen en langs
bosranden. Hij veroorzaakt tot 12 mm hoge, naar boven puntig uitlopende, gladde
gallen aan de bovenkant van beukenbladeren. De eerst groene gal kleurt zich
gedurende de ontwikkeling van de larve meestal van geel tot diep rood. Kort voor de
bladval laat de gal los van het blad en valt op de grond en de larve of pop overwintert
in de gal op de grond.


Brede stekelvaren





















De Brede stekelvaren heeft een dikke, rechtopstaande wortelstok waaruit regelmatige, trechtervormige bundels bladeren groeien. De wortelstok is soms vertakt zodat een aantal van zulke bundels in een groepje staat. De bladeren worden 40-100(-150) cm lang en doorgaans 15-30cm breed, hebben een minder lange bladsteel en blijven gewoonlijk groen gedurende de winter. Ze zijn donkergroen, breed-driehoekig eirond tot langwerpig en tot drie- a viervoudig geveerd. De uiterste segmenten staan bol naar boven. De steel is dicht bezet met bruine schubben met een duidelijke, zwartbruine kern. De sori zijn circa 1 mm in doorsnede en het indusium draagt meestal gele klieren aan de rand. De plant is vaak van een afstand herkenbaar aan de naar buiten overhangende bladtop.



Gewone veldbies en Ijle zegge





















De gewone veldbies (Luzula campestris) is een vaste plant uit de russenfamilie (Juncaceae). De plant komt in in Nederland veel voor.

Het is een zoden vormende plant met korte of geen wortelstokken. De plant wordt ongeveer 20-40 cm hoog. De plant is aan de voet verdikt. Het blad doet grasachtig aan en heeft lange, witte haartjes.

De plant bloeit van maart tot mei. De bloemen vormen bolvormige tot langwerpige bloemhoofdjes. De stelen van de bloemhoofdjes staan rechtop, maar soms ook schuin. Een bloemhoofdje bestaat uit meer dan tien bloemen. De deels gesteelde en deels ongesteelde bloemen zijn kastanjebruin en stervormig met een doorsnede van 3-4 mm. De gele helmknoppen zijn 0,5-1,2 mm lang en zijn ongeveer even lang als de helmdraden.

De gewone veldbies heeft een doosvrucht die drie zaden bevat. De ronde of bijna ronde, bruine tot donkerbruine, zaden hebben een mierenbroodje.



Bosandoorn en Beekpunge





















Beekpunge (Veronica beccabunga) is een plant uit de weegbreefamilie (Plantaginaceae). De stengel en het blad van deze waterminnende plant zijn kaal en iets vlezig. Het is een vaste plant, in de winter bladhoudende soort. De bladeren bevatten antivriesstoffen.



Ruwe smele





















Ruwe smele (Deschampsia cespitosa) is een wilde, vaste plant uit de grassenfamilie (Poaceae), die vrij algemeen voorkomt.

De plant vormt grote, dichte pollen, die tot bultvormige zoden kunnen uitgroeien. De plant wordt 30-150 cm hoog. De stevige stengels staan rechtop en zijn glad. De bladeren zijn 2-5 mm breed, meestal vlak en de bovenkant is geribd en zeer ruw. Het ongeveer 5 mm lange tongetje (ligula) is puntig.

Ruwe smele komt voor op natte, voedselrijke, min of meer zure grond in grasland, uiterwaarden, loofbossen, dijken, laagveenmoerassen en waterranden.

Ruwe smele is waardplant van de microvlinder Elachista albifrontella.


Waarom hier weggegooid? :-/





















Bosmuis? 





















De bosmuis is meestal 's nachts actief, 's zomers ook in de schemering. De grootte van het woongebied verschilt per geslacht en habitat: mannetjes hebben grotere woongebieden dan vrouwtjes, en dieren uit landbouwgebieden hebben grotere woongebieden dan dieren in bossen. De woongebieden overlappen over het algemeen. 's Zomers heeft een dominant mannetje een groot woongebied, waarin verscheidene onderdanige mannetjes en vrouwtjes leven. Vrouwtjes zijn territoriaal, en dulden geen andere vrouwtjes op hun woongebied. Het woongebied van mannetjes overlapt meestal. 's Winters leven de dieren in gemengde gezamenlijke nesten.

De bosmuis woont in een zelfgegraven ondergronds hol, meestal met één ingang, een nestkamer en een voorraadkamer. Het nest bestaat uit bladeren, mos en reepjes gras. In een nacht kan een bosmuis grote afstanden afleggen. Op nachten met een heldere maan is de bosmuis minder actief. De bosmuis is zeer beweeglijk en is in staat flinke sprongen te maken.


Heksenkruid





















Een heksenkruid is een plant die volgens overleveringen veelvuldig is gebruikt door zogenaamde heksen en kruidenvrouwen vanwege een bepaalde werking. De heksenkruiden of delen daarvan bevatten stoffen met bepaalde hallucinogene, verdovende, geneeskrachtige, rustgevende of andere werking. De planten zijn vaak zeer giftig; vergiftigingsverschijnselen kunnen soms al optreden bij aanraking met de huid.

Stoffen die zoal voorkomen in deze planten, zijn glycosiden en alkaloïden (zoals scopolamine, atropine, apotropine, hyoscyamine, hyoscine, cuskhydrine, solandrine, digoxine, glitoxine, gitaline, bryonine, bryonidine en mandragorine).


Levineskruis





















Ik, ik ben Levina. 'k Was hier gras aan het sichelen voor Marie. Weet je wie Marie is? Zij is onze geit. Marie is een sneeuwwitte geit die ons elk jaar twee lammetjes schenkt en met haar zoet warme melk elke ochtend voor een gezond ontbijt zorgt... Zo ben ik groot geworden. Marie is mijn beste vriendin, ze is heel lief, alleen jammer dat ze niet kan spreken... Hele dagen vertel ik tegen haar de gebeurtenissen van op school, de grapjes, de verhalen van de meester, zelfs mijn geheimpjes deel ik met haar... Alleen ze zegt nooit iets terug... Geiten kunnen immers niet spreken.
Elke dag zoek ik op deze boswegels in het Brakelbos naar gevallen bladeren en takjes, en ook wel gras om Marie te voederen. Mijn ouders zijn immers arm, en hebben geen weide om Marie op te laten grazen. Daarom ga ik elke dag dwalen... ook hier op het bospad in het Brakelbos. Misschien kom je me wel tegen... Ik ben nu ondertussen wel al heel oud geworden... meer dan 260 jaar ben ik nu intussen al geworden. Ik stierf op deze plek, onverwacht, en sindsdien dwaal ik hier... Je kan me niet zien, maar ik ben er wel. Ik ben die koude rilling over je rug, die zucht die je net hoorde. Afspraak hier om middernacht bij de eerstvolgende volle maan? Ik wacht op je!

Opgericht ter herdenking aan Livina Bruggelinck, als twintigjarig meisje op die plek vermoord op 16.06.1738. Groengeschilderd houten kruis onder met zink bekleed houten afdak. Jaartal 1782 ingekerfd onder het verdwenen Christusbeeld. Beschilderd metalen bord tegen de voet van het kruis met opschrift "Geloofd zij Jezus-Christus Amen".


Reuzenzwam





















De reuzenzwam wordt pas zichtbaar als de vruchtlichamen (de zwam zelf die te zien is) zichtbaar worden. De zwam tast de boom echter onherstelbaar aan. Vaak begint dat al in het kroondak, waar de boom zijn bladeren al begint te verliezen. Als de vruchtlichamen van de zwam boven de grond te zien zijn, is dat alleen maar een teken. Onder de grond en in de boom heeft de reuzenzwam dan namelijk al zijn verwoestende werk verricht. Daar heeft de schimmel de houtvaten al dicht geknepen of is bezig ze dicht te knijpen en daardoor sterft de boom langzaam. Binnen een paar jaar is een boom met de reuzenzwam helemaal afgestorven.


Waterkers in uitgedroogde poel





















Cressana® liet in 1983 een oude waterkerskwekerij in Zwalm herleven. Miriam Coessens was al overtuigd van de kwaliteiten van cresson toen zij en haar man Karel van de Velde als bij toeval de vervallen cressonkwekerij ontdekten in het brongebied van de Zwalmstreek.

Waterkers is een plant die vroeger overal groeide waar schoon stromend water was. Door de vervuiling is dit helaas de dag van vandaag op veel minder plaatsen het geval. Het waterplantje is inheems in Europa en is een typisch moerasplantje. De groene bladgroente behoort tot de kruisbloemigen en is familie van de tuinkers en de radijs.

In België vindt je een grote kwekerij van waterkers op een heel bijzondere plaats nl. in het Koninklijk Domein in Laken. De gerenoveerde kwekerij is gevestigd in een oude spoorwegsleuf die gegraven werd maar nooit in gebruik werd genomen.























Deze zonnevlek werd fel verdedigd als territorium van een vlindertje: het Bont zandoogje. Zijn rupsjes vind je o.a. op de Ruwe smele...






















Witte klaverzuring





















De witte waterzuring doet aan nyctinastie (een slaapbeweging; de blaadjes worden samengevouwen bij invallende duisternis)...

De bladeren doen aan iets aan die van klaver (Trifolium) denken, maar ze zijn bleker groen van kleur. De stengels ontspringen uit de wortelstok en kruipen min of meer. Elke bloemsteel draagt een bloem met twee schutblaadjes.

Klaverzuring bevat oxaalzuur en kaliumoxalaat en heeft een zure smaak.

De bloem is wit en heeft lila adertjes en gele vlekken aan de voet van de kroonblaadjes. De lengte van de bloemblaadjes is 0,8-1,5 cm.

Witte klaverzuring bloeit alleenstaand in april en mei.























Kogelzwammen (Hypoxylon) zijn veelal opvallende zakjeszwammen die als bolletjes of plakkaten groeien op dood hout (en schors). Bij ons zijn er zo’n 16 soorten.


Vuursalamander













Plukplaats





















Bruine kikker